Vlokkentest
De vlokkentest wordt niet standaard aangeboden, en wordt dan ook alleen op medische indicatie uitgevoerd.
Bij een vlokkentest wordt er een heel klein stukje placentaweefsel weggenomen. Dit weefsel ziet er vlokkerig uit, vandaar de naam vlokkentest. Met onderzoek van het weefsel kan worden gekeken of een baby een chromosoomafwijking heeft, zoals het syndroom van Down.
Het placentaweefsel wordt via de buik of via de vagina weggenomen. Wordt het weefsel via de buikwand weggehaald, dan gebeurt dat met een naald. Wordt het weefsel vaginaal weggenomen, dan gebeurt dat met een dun tangetje of slangetje. Je wordt niet verdoofd. Het prikken is eventjes pijnlijk. Na de vlokkentest wordt aangeraden een dag rustig aan te doen.
Vruchtwaterpunctie
Bij een vruchtwaterpunctie wordt er vruchtwater uit de baarmoeder gehaald om cellen uit het vruchtwater te onderzoeken. Met deze test wordt vastgesteld of de baby een chromosoomafwijking heeft, zoals het syndroom van Down. Ook kan er worden vastgesteld of de baby een aangeboren afwijking heeft, zoals een open ruggetje.
De vruchtwaterpunctie vindt rond de 15-16 weken zwangerschap plaats. Als je wilt, kun je meekijken op de echo. Met de echo wordt de exacte prikplaats bepaald. Dan wordt met een naald via de buikwand wat vruchtwater opgezogen. Het prikken is eventjes pijnlijk, het opzuigen niet. Het vruchtwater dat wordt afgenomen (ongeveer 15-20 ml) wordt snel weer aangemaakt door het lichaam. Na de ingreep kun je een tot twee dagen wat last hebben van een menstruatieachtige pijn of een trekkerig gevoel bij de onderbuik.